Boek over en internationale interesse voor psychomotorische therapie
Na de versie voor volwassenen verscheen nu ook een boek over psychomotorische therapie voor kinderen en jongeren. Beide verschenen ze in het Engels. “Daar was nood aan”, zegt redacteur en co-auteur Tine Van Damme, professor aan de KU Leuven en als psychomotorisch therapeut actief op het Expertisecentrum Autisme van het UPC KU Leuven. “Er zijn niet zo veel Engelstalige publicaties voorhanden over dit onderwerp, terwijl de interesse uit het buitenland voor onze praktijk best groot is."
"Bij ons kent de psychomotorische therapie (PMT) een lange traditie," vervolgt Van Damme, "en is ze goed ingebed in de zorg voor kinderen en jongeren met psychische problemen. Wereldwijd zijn er grote verschillen in de toepassingen van bewegingsinterventies en lichaamsgerichte therapieën, bovendien is er veel variatie in de opleidingen en zullen verschillende benaderingen een andere focus leggen. In Australië behoort het bv. tot de praktijk van de exercise physiologists, in Scandinavië behoort het tot programma’s die werken rond body awareness, maar in veel landen is PMT zelfs niet erkend. Vandaar de nood aan dit praktisch gericht, maar wetenschappelijk onderbouwd boek."
Psychomotorische therapie is een non-verbale therapievorm die zich richt op het verbeteren van de klachten door te vertrekken van de bewegingservaring. Ze is vaste prik voor de patiënten die in het UPC KU Leuven therapie krijgen. “Van preventie tot behandeling kan PMT van nut zijn door beweging en fysieke activiteit in de therapie te implementeren, zoals met groepstherapie in de sportzalen in het UPC KU Leuven. Ik pleit ervoor om PMT ook in de ambulante therapie op te nemen.”
Wat doet PMT dat andere therapievormen niet kunnen?
Tine: “Het is een laagdrempelige, toegankelijke therapievorm. Niet voor elke doelgroep is het even makkelijk om zich uit te drukken over wat er scheelt. Door een bewegingsactiviteit kunnen we vaak al snel de vinger op de wonde leggen. We zitten niet neer en houden het vaak eenvoudig. Uit een voetbalmatchke kan je veel over iemands gedrag leren. Jongeren kunnen wel zeggen dat ze niet snel agressief worden, maar wanneer ze zich verliezen in een sportactiviteit, merk je al gauw op welk moment ze in conflict gaan, met anderen of met zichzelf. Daar kan je dan op inspelen: nagaan waaraan het ligt, bekijken hoe het anders kan, veilig oefenen met alternatief gedrag.”
Is fysieke activiteit sowieso al niet heilzaam?
“Zeker. Bij veel kinderen en jongeren die we zien is de fysieke activiteitsgraad helaas nog veel lager dan de al lage graad bij de algemene bevolking. Afhankelijk van de pathologie spelen er uitdagingen op het vlak van bijvoorbeeld participatie, bijvoorbeeld omdat ze de spelregels niet begrijpen, omdat ze zich angstig of onveilig voelen of omwille van beperkte sociale vaardigheden.”
En de psychomotorisch therapeut kan daarbij helpen?
“Om de doelgroep aan het bewegen te krijgen komen de motivationele aspecten van het vak aan bod. Psychomotorisch kinesitherapeuten zijn geschoold in de behandeling van de pathologie en in de bewegingsleer. In Vlaanderen benaderen we de aandoening heel holistisch: we zien brein en lichaam als één geheel. Dat heeft zijn roots in de zogenaamde bezigheidstherapie van de residentiële psychiatrie in de jaren 1960. We krijgen veel vragen uit het buitenland om ons te bezoeken. In andere landen krijgt PMT een andere benadering. In Australië behoort het tot de praktijk van de exercise physiologists, in Scandinavië behoort het tot programma’s die werken rond body awareness, maar in veel landen is PMT zelfs niet erkend. Vandaar de nood aan dit praktisch gericht, maar wetenschappelijk onderbouwd boek.”
Waarom een apart boek voor kinderen en jongeren?
“Kinderen en jongeren zitten in de volle ontwikkeling van hun capaciteiten. Die verloopt anders voor volwassenen. Bovendien verschillen de omgevingsfactoren. Zij hebben ouders, broers en zussen en gaan naar school. Het contact met familie en leerkrachten integreren we in het zorgproces. In het boek staat dat ontwikkelingsgerichte perspectief centraal. ”
Hoe toon je aan dat PMT werkt?
“Wetenschappelijk is er evidentie dat fysieke activiteit een zinvolle complementaire therapie is, al hangt dat natuurlijk van de pathologie af. In sommige gevallen is de hypothese dat fysieke activiteit dezelfde werking heeft als bepaalde geneesmiddelen. Bij ADHD heeft sport en beweging een angstreducerend en gunstig effect op het gedrag. Ook voor autisme zijn er positieve aanwijzingen, maar moeten we nog verder onderzoek verrichten. Bij middelengebruik en bij depressie kan PMT ook ondersteunend werken. Vooral voor de doelgroep kinderen en jongeren is er meer onderzoek nodig. De heterogeniteit van de populatie staat vaak het verzamelen van veel data in de weg. PMT zit ook vaak ingebed in een multidisciplinaire werking , waardoor het moeilijk is louter voor PMT resultaten te bekomen. Heel duidelijk is dat PMT zowel voor patiënt als hulpverlener de drempel verlaagt. De patiënten komen graag naar ons. En een spelsituatie maakt voor ons de observatie van ongedwongen gedrag mogelijk.”
Auteur Tine Van Damme overhandigt een exemplaar van Psychomotor interventions for mental health – Children & adolescents aan prof. dr. Marina Danckaerts, mentor en diensthoofd van de dienst kinder- en jeugdpsychiatrie.