De mens in zijn geheel verbinden

Dr. Ludi Van Bouwel en dr. Jan De Lepeleire gaan met pensioen

De psychiatrie is nog een jonge discipline. Anders gezegd: we zijn nog lang niet aan de laatste innovatie of hervorming toe. Zoveel is duidelijk als we dr. Ludi Van Bouwel en prof. dr. Jan De Lepeleire spreken. Het echtpaar gaat, op een maand na, samen op pensioen – met tonnen ervaring in hun rugzak. Hun wijze les voor ons? Als we de mens in zijn geheel benaderen en in verbinding brengen met zijn omgeving, dan komt alles goed.

Ludi kent het UPC KU Leuven allang voor het die naam kreeg en kon na haar co-assistentschap op de afdeling Lodewijk in 1982 aan de slag als psychiater. Jan kwam zes jaar geleden aan boord en coördineerde de medisch-somatische zorg in het medisch centrum van ons ziekenhuis. Tussen hun twee afscheidsvieringen in zoeken we het koppel thuis op, op een zeldzaam vrij moment.

Ludi, was je al vroeg verkocht voor de geestelijke gezondheidszorg?

Ludi: “Sinds mijn zestiende. En ik ben het nooit beu geraakt. Er zijn moeilijke periodes geweest, waarin ik dacht, ‘waarvoor doe ik het?’ of ‘ben ik hier wel voor gemaakt?’. Twijfel slaat zo nu en dan toe, maar dat is oké. Je kan maar best met beide voeten op de grond blijven en jezelf steeds in vraag blijven stellen. Part of the job. Maar evengoed kan ik me niet voorstellen dat ik ooit iets anders gedaan zou hebben. Tenzij… bibliothecaris, ik zit graag met mijn neus in de boeken.”

Wat trok jou zo aan?

Ludi: “Ik wilde de mens doorgronden. Ook de zieke mens, jazeker. Psychisch ziek zijn zegt heel veel over het verschijnsel ‘mens’. Dat verschijnsel onderzoeken vond ik al heel vroeg fascinerend, zij het niet in de strikt biologisch wetenschappelijke zin van het woord, maar door te luisteren. Luisteren naar mensen is dé manier om iets meer over hen te weten te komen. De psychoanalyse heeft zich daarop gebaseerd. Het onderzoek naar het binnenste van de mens, gecombineerd met een zorgreflex, heeft me altijd enorm aangetrokken en dat is nooit gestopt. Mogelijk heb ik dat van thuis uit meegekregen. Mijn vader was een onderzoeker in de biowetenschappen, maar ook idealistisch ingesteld. Hij kwam als bio-ingenieur – toen heette dat nog landbouwingenieur – op voor de boerengemeenschap in Stabroek. Maar het zorgende aspect van mijn persoonlijkheid heb ik overgenomen van mijn moeder. Zij was één en al goedheid; zij stelde zichzelf meestal in de schaduw, maar was altijd zorgzaam aanwezig, belangeloos. Zij zat boordevol liefde en die overvloed aan liefde schonk zij aan alle mensen die haar omringden. Als men zoveel liefde heeft gekregen, kan men niet anders dan ze ook doorgeven.”

Na veertig jaar luisteren, hoe staat de mens ervoor?

Ludi: “We zijn er niet minder kwetsbaar op geworden. Eerst en vooral zijn de eisen in onze maatschappij enorm toegenomen. Wie niet mee kan, valt uit de boot. Anderzijds neemt ook de individualisering toe. Religieuze houvasten zijn weggevallen; mensen moeten zelf op zoek gaan naar wat hen met anderen verbindt. We willen allemaal zo graag autonoom leven. We staan op onze vrijheid, maar hiervoor moeten we een grote prijs betalen: mentale problemen nemen toe. Door de sociale media kunnen we zogezegd sneller met elkaar in contact treden. Op Facebook of Instagram willen we vooral tonen hoe goed we het hebben, op welke unieke plaatsen we geweest zijn of met welke idolen we erin geslaagd zijn op de foto te staan. Maar de diepgang gaat verloren. Paradoxaal genoeg verhogen de drang naar autonomie en de groei van de sociale media de eenzaamheid. Corona heeft dat nog eens op scherp gesteld. Wie weet heeft de ganse pandemie ons doen beseffen hoe belangrijk menselijke relaties en fysieke contacten zijn; hoezeer we menselijke nabijheid nodig hebben. We kunnen niet zonder.”

Jan: “Ik heb op het medisch centrum toch ook nog mijn ogen opengetrokken. Voor ik naar hier kwam, had ik 35 jaar huisartsenpraktijk achter de rug, met veel aandacht voor psychiatrie en sociale aspecten van de samenleving. Ik dacht dat ik ongeveer alles gezien had, niet dus. De ongelooflijke miserie waarin, vaak jonge, mensen ongewild kunnen terechtkomen, het is een problematiek die niet afneemt en meestal speelt de verharde, geïndividualiseerde samenleving daar een rol in. Maar er zijn altijd positieve verhalen. Van een meisje dat bij ons in behandeling was, vernam ik gisteren dat ze in haar tweede jaar verpleegkunde zat. Goed zo!”

Ludi: “Gelukkig zijn er zo veel verhalen, het zijn geen witte raven die hun lijden te boven komen. Mensen denken vaak dat eens je in de psychiatrie terechtkomt, je er niet meer van loskomt. Dat is niet zo en gelukkig blijkt het incasseringsvermogen en de veerkracht van mensen altijd weer groter dan je denkt.”

Wat zijn voor jullie de momenten waarop je dacht: daar doe ik het voor?

Jan: “Die momenten zijn er gelukkig regelmatig. Het doet goed als je dankzij je werk mensen op een goed pad helpt te zetten, al kwamen ze aanvankelijk alleen maar voor het 'medisch' probleem. Door de manier waarop je communiceert en hen respecteert in hun echte menszijn zie je hen soms de klik maken. Dat maakt mij gelukkig.”

Ludi: “Het werkt altijd motiverend als je van dankbare patiënten een signaal krijgt dat je mee een rol hebt gespeeld in de positieve evolutie die ze doormaakten. Het feit dat ze hun leven weer op het spoor krijgen is het grootste geschenk dat ze me kunnen geven. Soms komt het uit een onverwachte hoek. Enkele jaren geleden, na een voordracht die ik had gegeven, sprak een moeder me aan. Zeven jaar voordien was haar zoon uit het leven gestapt tijdens zijn opname op onze afdeling. Wij, als hulpverleners, noch de familie hadden het zien aankomen. We waren diep geschokt en overweldigd door verdriet, onmacht en schuldgevoel. Ons team vond steun bij elkaar en we lukten we er na verloop van tijd in weer op te veren en in ons werk te geloven. Die moeder vertelde, nu zeven jaar later, dat ze zich op het moeilijkste moment van haar leven door ons sterk gedragen had gevoeld en dat ze dankbaar was dat haar zoon niet in de goot gestorven was aan een overdosis, maar in een ziekenhuis omgeven door mensen die goed voor hem zorgden. Ik stond perplex. De wonde die jarenlang bij me was opengebleven, kon eindelijk helen.”

De mens in zijn geheel

Kunnen we meer mensen helpen dan vroeger, en beter?

Ludi: “De psychiatrie bestaat sinds het begin van de 19de eeuw en is dus een jonge discipline. Dr. Pinel, die als de vader van de psychiatrie beschouwd kan worden, heeft voor het eerst de psychisch zieke mensen die waren opgesloten in de grote asielen, van hun ketens bevrijd door een humane zorg aan te bieden. Freud was de man die vermoedde dat achter de zogenaamde ziektes psychisch lijden schuilde en luisterde naar mensen. Hij kan als de grondlegger van de psychotherapie worden beschouwd. Maar zowel psychiatrie als psychotherapie zijn altijd volop in evolutie. Wat ik toejuich, is de familie- en contextgerichte benadering van de laatste decennia: het is noodzakelijk dat we de omgeving mee in het therapeutische proces betrekken. Het gaat niet meer om de zieke patiënt, maar om een hele omgeving die we nodig hebben. Prof. Jos  Peuskens, die lange tijd hoofdarts in ons ziekenhuis is geweest en die mij heeft opgeleid in de psychosezorg, had een uitgesproken visie op de zorg voor de patiënt in zijn context. Hij nodigde de grote namen uit de wereldwijde psychiatrie uit om samen na te denken over de behandeling voor de persoon met een psychose. Ook een grote vooruitgang is het verdwijnen van de paternalistische houding in de psychiatrie. Shared decision making is een goeie zaak: we zoeken veel meer samen met de patiënt en zijn familie naar een geschikte aanpak of benadering van de aandoening. De herstelbeweging is eveneens een stap vooruit: de mens aanspreken op wat hij belangrijk vindt, niet de nadruk leggen op deficit of zwakte, maar op mogelijkheden en kracht. Herstel is een wat ongelukkig gekozen woord, alsof er iets kapot is dat gemaakt moet worden. Ik zou het liever vervangen door groei, groei omdat moeilijke zaken kunnen worden verwerkt en er een verdere ontwikkeling tot meer flexibiliteit in de plaats van herhalingsdwang mogelijk is. Groei ook van de mogelijkheden, die soms nog verborgen bleven, maar verder ontplooid kunnen worden.”

Wat mensen verbaast, is dat er een medisch centrum voor lichamelijke zorg aanwezig is in een psychiatrisch ziekenhuis.

Jan: “Nochtans werd in Kortenberg al zolang ik weet de link tussen lichaam en geest gelegd. Toen ik in mijn zesde jaar geneeskunde stage liep, bestond het medisch centrum reeds. Het stond onder leiding van dr. Jef Reynaert. Prof. dr. Roland Pierloot, gastro-enteroloog én psychoanalist, had Reynaert – niet toevallig ook een internist – gevraagd naar Kortenberg te komen. Hij had zijn doctoraat over psychosomatiek gedaan. Die mannen zien zich gelijk krijgen: de link tussen ons brein en ons darmstelsel is nooit zo actueel geweest. Een mens is één geheel. Huisartsen bij uitstek maken geen opsplitsing tussen geestelijke en lichamelijke gezondheid. Zij volgen een tweesporenbeleid en springen voortdurend van het ene spoor op het andere. Heeft een patiënt die klaagt van moeheid het begin van een depressie of een traag werkende schildklier? Sommige patiënten vertellen, vaak ook onbewust, slechts een deel van het verhaal. Dus vraag je door: hoe gaat het thuis? En op het werk? Zo is er ook een goede wisselwerking tussen de psychiaters of psychologen en het medisch centrum. Wij kunnen elkaar op de hoogte houden van ontwikkelingen bij een patiënt, elk vanuit onze invalshoek, of we verwijzen patiënten aan elkaar door. Het voorkomt dat je als huisarts je grenzen overschrijdt. Je moet als huisarts altijd goed uitkijken dat je na een aantal gesprekken je neutrale positie niet in gevaar brengt. Dan kan het al eens van pas komen dat een psycholoog of psychiater overneemt. Het federaal kenniscentrum voor de gezondheidszorg (KCE) heeft een rapport klaar, waaraan prof. dr. Marc De Hert ik hebben meegewerkt, dat wijst op de noodzaak aan meer wisselwerking tussen psychiatrie en lichamelijke geneeskunde.”

Ludi: “Het is toch ook van belang dat er, in een ziekenhuis zoals het onze, een medisch centrum is voor de somatische klachten die zich in de psychosezorg en bij langdurige, chronische patiënten opvallend vaak voordoen. Vaak zijn die te wijten aan medicatie en de soms ongezonde levensstijl. De mortaliteit onder psychiatrische patiënten is veel hoger dan de doorsnee bevolking door levensstijlfactoren.”

Jan: “Ik heb het zelf gemeten: patiënten met een psychiatrische aandoening roken twee keer zo vaak als de gemiddelde bevolking. Je kan zeggen dat ze maar moeten stoppen en dat het hun eigen schuld is als ze gezondheidsproblemen hebben. Maar dat is te makkelijk, ik snap waarom ze roken. Die wetenschap gooi ik in de groep bij mijn studenten. Zij moeten begrijpen waarom die mensen dat doen.”

Verbonden met de buurt

Het UPC KU Leuven werkt aan de vernieuwing van zijn visieteksten. Hoe zien jullie de toekomst van een psychiatrisch ziekenhuis?

Ludi: “De vragen die je je daarbij moet stellen zijn: wat verandert er in de maatschappij? Wat is de impact daarvan op de psychiatrische zorg? Waar schort het in onze psychiatrische zorg aan en ten slotte, hoe zou de zorg beter kunnen? De laatste veertig  jaar ís er veel veranderd. De juridisering is enorm toegenomen, net als de diversiteit en multiculturaliteit van onze samenleving, de digitalisering en het elektronisch dossier, de toename van het druggebruik met meer toxische middelen die op de markt gekomen zijn. Dat heeft allemaal zijn impact op de geestelijke gezondheidszorg, het psychiatrisch ziekenhuis en de zorg in het algemeen. Van overheidswege heeft men ingezien dat het belangrijk is te investeren in meer ambulante zorg via de mobiele teams en recent ook door een terugbetalingssysteem voor psychologen. Dat is een zeer goede zaak. Tegelijkertijd moesten ziekenhuisbedden worden afgebouwd. Mensen die nu in het psychiatrisch ziekenhuis worden opgenomen vertonen een ernstiger psychiatrisch beeld dan vroeger en hebben dus ook intensievere zorg nodig."

Zijn we hierop voorbereid?

Ludi: "Nog niet voldoende. Mensen met ernstige problemen geraken moeilijk in het ziekenhuis omwille van wachtlijsten voor residentiële zorg. Bovendien is er in de ziekenhuizen een onderbestaffing om deze meer ernstige problematieken op te vangen. De uitbouw van High & Intensive Care afdelingen (HIC) is hierin al zeker een vooruitgang. Wat ik met lede ogen aanzie, zijn de grote afdelingen waar mensen de zorg in grote groepen ondergaan. Zeker in de psychosezorg zijn de afdelingen te groot om van een traject op maat van de patiënt te kunnen spreken. Mensen komen in een regressieve toestand, worden afhankelijk van alles wat voor hen georganiseerd wordt – maaltijden worden aangeboden, medicatie uitgedeeld, de kamer gepoetst – wat vooral in de psychosezorg problematisch is. Mensen lopen zo meer het risico te blijven steken in hun negatieve symptomen of in hun delusionele wereld die voor hen een toevluchtsoord is. Dat heet hospitalisme of institutionalisering. In afdelingen van een achttal patiënten kan je de persoon zelf responsabiliseren om bepaalde taken van het dagelijkse leven mee op te nemen. Voor je psychisch welzijn is niets zo goed als actief bezig zijn, lichamelijk en geestelijk. In grote groepen is dat moeilijk te organiseren.  Als verpleegkundige krijg je een klein groepje veel makkelijker in beweging. Als het kan zoals in de Soteriahuizen lijkt me dat ideaal. Dat model in Vlaanderen introduceren is mijn droom die ik met de Werkgroep Soteriahuizen hoop te verwezenlijken. Het zijn kleinschalige settings waar mensen met een acute psychotische crisis in een huiselijke sfeer met voldoende bestaffing kunnen bekomen en therapie krijgen aangeboden. Daarin geloof ik meer dan in afdelingen van dertig of veertig mensen. De inbedding van zulke crisishuizen in de maatschappij is van levensbelang, we moeten weg van het grote asieldenken. Mensen met een psychiatrische problematiek mogen niet worden uitgesloten, maar verdienen een plaats in de maatschappij die mee zorg voor hen draagt. Dat is een zaak van iedereen – niet alleen van de hoogopgeleide professionelen. Voor mij bestaat goede psychiatrische zorg uit een laagdrempelige werking, continuïteit van de zorgrelatie, minimale exclusie – iedereen is welkom en wordt goed onthaald – en menselijke nabijheid waarbij de ontmoeting centraal staat.”

Een contextuele benadering van de patiënt, kleinschaligheid en verbondenheid met de samenleving lijken de grote principes van jullie droom?

Ludi: “Ik heb begrepen dat het UPC KU Leuven meer kleinschaligheid en inbedding in de buurt in zijn masterplan heeft opgenomen. Ik denk inderdaad dat er geen weg terug is. De evidentie vanuit wetenschap en de ondervinding in de praktijk is zeer overtuigend. Het UPC KU Leuven heeft traditioneel een aantal therapievormen in huis die het moet koesteren en blijven ontwikkelen. De verschillende vormen van psychotherapie werden reeds aangebracht door prof. Pierloot. De muziektherapie, de psychomotorische therapie en de beeldende therapie  – hoe die mensen helpen als het lijden niet onder woorden te brengen is – zijn eveneens heel knap uitgebouwd.”

Jan: “De drang naar kleinschaligheid zie je ook elders in het zorglandschap. De tegenkanting dat het duurder is, klopt niet. Ik kan het je tonen, dat is onderzocht. Je laat de bewoners participeren. Je hebt geen tuinman nodig, want in de tuin werken is uitstekende therapie. Net als poetsen, dat doen ze zelf. Reken maar uit wat je bespaart, maar je moet het niet doen voor de besparing, wel voor de betere zorg.” ♦♦♦

 

| De emeritaatsviering van prof. dr. Jan De Lepeleire vindt plaats op 23 september 2021 op campus Gasthuisberg. De inschrijvingen zijn afgesloten.

| De afscheidsviering van dr. Ludi Van Bouwel vindt plaats op 14 oktober 2021. Schrijf nu in.

 

Ludi Van Bouwel en Jan De Lepeleire gaan met pensioen