Binu Singh: ‘Baby’s tonen ons waar het scheef zit in de maatschappij’

Baby’s hebben een gevoelsleven net als het onze en we zijn te vaak blind voor hun noden, stelt kinderpsychiater Binu Singh in De Morgen. "Op drie maanden al elke dag acht uur naar de opvang gaan bij overwerkt personeel druist in tegen alles wat een baby nodig heeft."

"Baby’s zijn evenveel mens als jij en ik. Dat is het. Dat is het inzicht vanwaaruit we de toekomst moeten vormgeven”, zegt Binu Singh (43) tegen het einde van ons gesprek. “Het gevoelsleven van baby’s verschilt veel minder van het onze dan we denken. Stel dat ik je onzacht neerpoot op een tafel. Ik trek je kleren uit, spreid je benen open en wrijf er een koude, natte doek tussen. En wanneer je klaagt, zeg ik dat je niet zo lastig moet doen. Je zou me aanklagen voor aanranding. Maar als we zo omgaan met de allerkleinsten verwachten we dat zij blij meewerken. Voor mij is dat onbegrijpelijk.”

Singh is dan ook gespecialiseerd in de innerlijke wereld van jonge kinderen en deinst er niet voor terug om in de media te vertellen over hoe onze samenleving onvoldoende oog heeft voor hun behoeftes. De kinderpsychiater stampte Kleine K, de babypsychiatrie in het UZ Leuven, uit de grond en werkt dagelijks met zeer jonge kinderen die psychisch in de knoei zitten. “Daar zie ik wonderen gebeuren”, zegt ze. “Er is in die jongste levensfase nog zo veel herstel mogelijk. Ik hoop dat we daar in de toekomst veel meer op inzetten.”

Wat is infant psychiatry of, vrij vertaald, babypsychiatrie?

”Geestelijke gezondheidszorg voor kinderen tussen nul en drie jaar. Mensen kijken er vaak raar van op. Ze kunnen zich niet voorstellen dat baby’s emotionele problemen kunnen oplopen die je kunt behandelen. Maar de laatste dertig jaar is er internationaal steeds meer wetenschappelijke kennis. In Vlaanderen blijven we achter. We houden nog vast aan achterhaalde opvattingen zoals dus het idee dat baby’s geen gevoelsleven hebben.

”Daarom ben ik zo blij dat ik Kleine K heb mogen oprichten. Ondertussen zijn het twee dagklinieken voor baby’s en kleuters, en zijn er wachtlijsten. Het is een doelgroep die ongezien en ongehoord is terwijl we zo veel vruchten kunnen plukken van de knowhow uit mijn vakgebied.”

Op welke manier precies?

”In de eerste zeven levensjaren en zeker in de eerste duizend dagen groei je veel en snel. Alle potentieel is aanwezig en in interactie met de omgeving vorm je uit dat potentieel de fundamenten van wie je wordt. Het is een kritieke periode waarin het belangrijk is dat je voldoende krijgt wat je nodig hebt omdat je anders een zwakker fundament legt waar je je hele leven last van kunt hebben. Maar omdat alles nog open ligt, is er juist in deze periode ook veel en fundamenteel herstel mogelijk wanneer alles niet van een leien dakje loopt.” (...)

Hoe sterk is dat verband tussen een slechte start en problemen later?

”In het onderzoek zien we dat steeds duidelijker. Zo heeft de Vlaamse onderzoekster Bea Van den Bergh mensen van in de zwangerschap tot ongeveer de leeftijd van dertig jaar opgevolgd. Ook studies van kinderen uit de hongerwinter in Nederland (1944-’45, red.) laten zien hoe een negatieve impact vroeg in het leven heel lang blijkt door te werken. Internationale studies tonen hoe bepaalde factoren in de zwangerschap en vroegste kindertijd je kans op bepaalde ziektes vergroten en hoe we op basis daarvan zelfs iemands natuurlijke doodsoorzaak kunnen voorspellen.

”Ik ben echt gebeten om daar iets mee te doen. Daarom ben ik toch al met kleine baby’s beginnen werken bij de start van Kleine K, ook al was er eerst alleen budget voor kleuters. Ik wil als arts niet alleen goed genezen maar ook ziektes helpen voorkomen, en in de vroegste kindertijd ligt daarvoor dus een gouden kans.”

Is het daarom dat u ook in de media en op sociale media komt met inzichten over jonge kinderen en hun ouders?

”Ja. Ik wil de samenleving die mij zoveel gaf iets teruggeven en de knowhow uit mijn vak tot bij de mensen brengen, door de stem van het jonge kind te laten klinken en door zowel op de zere plekken als op de kansen te wijzen. Zo ben ik ervan overtuigd dat als we kinderen een kansrijke start garanderen, we een veel betere wereld krijgen waarin iedereen socialer is en keuzes maakt die niet vooral op eigenbelang en kortzichtigheid stoelen.”

Dat lijkt erg idyllisch.

(lacht) “Ik baseer me op wetenschap. Met een goede start krijg je volwassenen die veerkrachtiger zijn omdat ze meer geprogrammeerd zijn om te leven en niet om te overleven. Ook bij stress schiet zo iemand niet in een overlevingsmodus, waarbij we niet meer helder, logisch en constructief kunnen denken en waarbij we geen rekening meer houden met anderen of de lange termijn. Als we de juiste aanpak installeren, kunnen we een generatie mensen krijgen die niet zo op macht en bezit gefocust zijn omdat ze zich zo al goed voelen en omdat de wereld voor hen als een veilige en goede plek aanvoelt. Dat leer je echt als prille baby. Mensen met dat soort breinen kunnen op lange termijn denken en zijn meer geneigd om het evenwicht tussen hun eigen noden en die van anderen te bewaken. Dat is toch wat we nodig hebben?”

Ja, maar hoe raken we daar? Geen crèches meer bijvoorbeeld?

(lacht) “Wie mij erg oppervlakkig volgt in de media, zou kunnen concluderen dat dat mijn advies is. Maar daar klopt niets van. Zo ben ik niet voor maar ook niet tegen crèches. Ik ben voor het kind en de ouders. Crèches kunnen helpen en soms adviseer ik het zelfs, bijvoorbeeld omdat ouders eerst meer rust moeten vinden vooraleer we de band met hun kind kunnen herstellen. Of om een kind een omgeving te bieden waarin zijn ontwikkeling meer gestimuleerd kan worden.

”Maar alles hangt af van hoe de crèches zijn georganiseerd en vanaf welke leeftijd je start. En zoals het hier nu bij ons is georganiseerd - met baby’s die al op drie maanden naar een crèche gaan waar te weinig mensen werken - dat is niet goed voor die kinderen. Daar is geen discussie over onder vakgenoten. Maar in Vlaanderen zijn crèches er vooral voor de noden van de volwassenen. De economie moet draaien. Met de kleintjes zelf wordt weinig rekening gehouden.”

Wat is het belangrijkste probleem?

”Op drie maanden al elke dag acht uur per dag naar de opvang gaan bij overwerkt personeel druist in tegen alles wat een baby nodig heeft. Die vormt dan nog een nauwe eenheid met de ouders of andere primaire hechtingsfiguren en heeft nood aan die intieme koestering, niet aan veel sociale interactie, die bom aan prikkels en al zeker niet aan volwassenen die hem of haar laten huilen omdat er nu eenmaal te weinig personeel is. Dat is veel te stresserend.” (...)

Hoe optimistisch bent u over opvoeden in de toekomst?

”Wat me positief stemt is dat er nu meer interesse is in hoe baby’s zich ontwikkelen. Veel ouders die degelijke informatie krijgen zijn gemotiveerd om daar iets mee te doen. Het is wel jammer dat alleen ouders zich aangesproken voelen. Dit gaat over iedereen. Kinderen die al vroeg niet krijgen wat ze nodig hebben, betekent volwassenen met burn-outs, depressies, relationele onkunde, antisociaal gedrag. Willen we een gezondere samenleving, dan hoop ik dus dat iedereen zich verantwoordelijk gaat voelen voor de kleinsten. En dat we de mensen die voor hen zorgen gaan eren in plaats vanaf een afstand kritisch toe te kijken en te zeggen ‘Je hebt er toch zelf voor gekozen?’”

Lees ‘Baby’s tonen ons waar het scheef zit in de maatschappij’ | De Morgen