De doemprofeten hebben ongelijk: we worden niet angstiger en depressiever

We worden er murw mee gemept in de media: de samenleving maakt ons steeds banger en neerslachtiger, onze welvaart maakt ons ziek. Gelukkig is dat niet zo, zegt Joël De Ceulaer in De Morgen, die samen met experts, [onder wie prof. Ronny Bruffaerts, PhD], naar nuance zoekt: 'De morele paniek is altijd groter dan het probleem.' 

Ronny Bruffaerts, hoogleraar psychiatrie aan de KU Leuven en daar ook verbonden aan het Universitair Psychiatrisch Centrum, sluit zich daarbij aan. "Het is een van die grote maatschappelijke ideeën: dat het vandaag slechter gaat dan vroeger met onze geestelijke gezondheid, en dat mentale problemen extra goed gedijen in de westerse wereld. En dat is niet waar. Ik kan mij voorstellen dat psychiaters en psychologen steeds meer mensen met bijvoorbeeld een depressie of angststoornis op consultatie zien, maar dat komt niet doordat meer mensen daar last van hebben, maar waarschijnlijk doordat mensen sneller hulp zoeken. En dat zou je een goede zaak kunnen noemen. Maar het hele verhaal is inderdaad ingewikkeld en genuanceerd." (...) 

Aan de KU Leuven doet Ronny Bruffaerts al jaren onderzoek naar de evolutie daarvan bij verschillende leeftijdscohorten − generaties, zeg maar. Hij maakt deel uit van een internationale groep wetenschappers die de cijfers uit meer dan veertig landen verzamelt. Daaruit blijkt dat angsten en depressies begonnen te stijgen na de Tweede Wereldoorlog, maar ondertussen al enkele decennia stabiel zijn. In 1997 lag de prevalentie van depressie (het percentage mensen dat vandaag depressief is) tussen 5 en 7 procent. In 2018 lag die prevalentie − inderdaad − tussen 5 en 7 procent. "Die cijfers blijven relatief stabiel", zegt Bruffaerts. "Uiteraard zie je in sommige jaren een lichte stijging, maar over de langere termijn wordt dat uitgevlakt."

Uit de grafiek van Amanda Baxter, de levenscurves, bleek dat angststoornissen het vaakst voorkomen bij jonge twintigers. De studentenpopulatie, dus. Die onderzoekt Bruffaerts al een hele tijd met bijzondere belangstelling. "Uit onze cijfers blijkt dat die groep jongeren inderdaad een hogere kans op mentale pathologie heeft", zegt hij. "Maar niet omdat ze student zijn. Integendeel, het probleem is groter bij die leeftijdsgroep die niet studeert. Je zou kunnen zeggen dat het studentenleven een beschermende factor is, onder meer door het sociale milieu waarin studenten zich bevinden."

Cijfers over het mentaal welzijn van studenten bestaan al meer dan tachtig jaar. "In 1939 bleek in de Verenigde Staten dat tussen een derde en de helft van de studenten last had van angsten en depressie", zegt Bruffaerts. "We schatten dat die cijfers vandaag hetzelfde zijn. Belangrijk om aan te stippen: het gaat om ruwe cijfers, die niets zeggen over de ernst. Bij de meeste van de betrokkenen hebben die angstige of depressieve gevoelens geen zware impact hebben op hun leven. De echt kwetsbare groep telt zo'n 5 procent." (...)

Nieuw: binging

Niet alles blijft stabiel of wordt beter. "We zien vooral bij jongeren een duidelijke toename van een nieuw soort stoornissen", zegt Ronny Bruffaerts. "We noemen het de stoornissen met externaliserend gedrag: ADHD, binging en zelfverwonding. Bij binging gaat het zowel om eten als om drinken en snuiven, bijvoorbeeld. Vooral binging is iets nieuws, dat zagen we twintig jaar geleden eigenlijk bijna niet. Al heeft dat ook te maken met het feit dat we meer dingen meten dan vroeger, en dus meer problemen zien. Ook suïcidaliteit neemt toe − dat wil zeggen: het aantal jonge mensen dat aangeeft weleens aan zelfmoord te denken. Maar suïcide zelf neemt niet toe. Dat inzicht noopt tot bescheidenheid: je kunt met de beste wetenschappelijke instrumenten meten hoeveel mensen aan zelfmoord denken, maar je hebt geen idee hoe erg dat precies is, hoeveel last ze daarvan hebben. En je moet rekening houden met meetfouten." (...)

Maar de cijfers blijven wat ze zijn. Die stijgen niet. De stelling dat we almaar angstiger en depressiever worden − wie je met die 'we' ook bedoelt − moet worden beoordeeld als: onwaar. Dat we de indruk hebben dat het zo is, kan ook te maken hebben met de steeds grotere openheid over mentale problemen. Mocht ik als jongeman interviews hebben gelezen met Bekende Mensen die ik bewonderde en die getuigden over hun angsten en depressies, dan had ik mij niet zo alleen gevoeld en sneller hulp gezocht. Maar dat die getuigenissen vandaag zo talrijk zijn, kan ook een zogenoemde availability bias creëren: een beschikbaarheidsvooroordeel. Omdat zoveel verhalen ons aangewaaid komen, denken we op den duur dat iederéén een depressie of angststoornis heeft. (...)

Lees het volledige artikel in De Morgen