Dirk De Wachter: ‘We moeten wat meer elkaars psychiater zijn’

Kanker dwingt psychiater Dirk De Wachter (62) om de ‘kunst van het ongelukkig zijn’, zoals hij dat Vlaanderen leerde, zelf toe te passen. “Af en toe zie ik mijn einde voor me. Ook psychiaters zijn kwetsbaar. Soms scheurt het vlies.”

(...) “De onderzoeken na de operatie waren geruststellend, dus dat is goed nieuws. En ik voel me nu al beter dan na die operatie, al werken de neveneffecten van de behandeling nog stevig door. Kijk, ik wil het er niet de hele tijd over hebben, maar ik wil zeker ook niet dat het een taboe is. Al heel mijn leven is het mijn missie om geestelijke gezondheid bespreekbaar te maken. Het zou dan toch raar zijn mocht ik nu niet over mijn eigen ziekte willen spreken?”

Hoe gaat u psychisch om met die kanker?

”Meestal gaat het. Ik bepleit dat we maar best aanvaarden waar we zelf niets aan kunnen doen en ik merk dat me dat goed lukt. Bij momenten gaat het wel minder. Ook de psychiater is geen onverstoorbare meester in mentaal sterk blijven bij onweer. Als het er echt op aankomt, ben je ook maar een gewone, kwetsbare mens die niet per se gewapend is tegen de verschrikking van die diagnose en van de therapie. Dus soms scheurt het vlies. (...)

Bent u ook niet bang voor de dood?

”Daar heb ik momenteel geen last van, denk ik. Ik besef al heel lang dat we geen controle hebben over de dood en dat ik als ik sterf ook echt weg ben. Tenzij in de herinnering van mijn geliefden en mensen die mij waarderen, tot ook dat na anderhalve generatie of zo gedaan is. Daar kan ik goed mee leven.

Maar ik kijk niet uit naar aftakeling. Soms denk ik daaraan. Dan zullen we een bed in de woonkamer zetten en dan zal ik daar liggen als ik niet meer kan zitten, en zal ik mijn bevriende artsen vragen om me op het juiste moment te helpen sterven. Omringd door vrouw en kinderen. Dat kan ik ook al zo voor mij zien. Het is een schone maar ook akelige gedachte. Ik ben 62 jaar. Dat is in deze tijd jong maar ik heb wel al een ongelooflijk goed leven gehad. Al wat er nog bijkomt is meegenomen en ik wil niet bang zijn, maar vooral dankbaar voor alles wat ik al kreeg.”

Heeft deze ziekte u veranderd?

”Nee. Het klinkt misschien pretentieus, maar mijn filosofische en existentiële opinies over het leven zijn eigenlijk bevestigd. De grote tegenslag die ik nu meemaak, maakt mij heel bewust van de kostbaarheid van het bestaan en de noodzaak en het belang van geliefd en omringd te zijn. En dat is precies waar ik over schrijf in mijn boek De kunst van het ongelukkig zijn. Ik heb ook nooit een bucketlist gehad en heb die nu ook niet. Ik heb nu ook niet plots grote inzichten of andere gedachten over leven en dood, en ben niet ineens een mens geworden die plots bloemkolen gaat telen. (lacht) En ik zie ook niet nu pas de schoonheid van het leven.

Misschien geniet ik nu wel nog bewuster van de dingen die ik altijd al belangrijk vond, zoals tijd doorbrengen met mijn vrienden en familie, Parijs bezoeken, muziek beluisteren, werken en boeken lezen.

Wel denk ik nu soms: ‘Misschien is dit wel de laatste keer.’ Dat had ik onlangs toen ik met goede vrienden aan een lange tafel aan het water in Venetië dineerde. Dat is onbetaalbaar, als een romantische droom. Alleen probeer ik dan niet hardop uit te spreken dat het mogelijk de laatste keer is omdat mijn vrouw dan triest wordt en dat wil ik natuurlijk niet. Gelukkig kan ik met mijn vrouw, die huisarts is, wel goed praten over de ziekte en de dood. Dat vind ik heel liefdevol en mooi.”

U bent diensthoofd systeem- en gezinstherapie aan het Universitair Psychiatrisch Centrum KU Leuven, u geeft les en u hebt een eigen praktijk. Dat is veel, maar u bent er ondanks uw ziekte opnieuw mee begonnen?

”Ja, zodra ik kon ben ik opnieuw aan de slag gegaan in het ziekenhuis, aan de universiteit als prof en ben ik opnieuw patiënten beginnen zien in mijn privépraktijk, al zijn het er nu minder. Dat werk is zo’n wezenlijk stuk van wie ik ben dat ik het niet kan missen. Ik moet wel meer doseren en meer slapen, wat nieuw is voor mij.” (lacht)

’De kunst van het ongelukkig zijn’ is makkelijk te interpreteren als: leg je overal bij neer.

”Dat vind ik zeer jammer, want zo bedoel ik het helemaal niet. Het is niet wegzakken in fatalisme tot dat wat jou ongelukkig maakt gaat gisten, want dan word je ziek. Ik ben een arts en een psychotherapeut die voor zowel patiënten als de maatschappij beterschap nastreeft. En die probeert aan te brengen hoe we ongeluk beter kunnen dragen. Vanuit het stoïcisme, waarover ik trouwens aan een boek werk, bepleit ik hoopvol te leren leven met de noodlottige onvermijdelijkheden van het bestaan. Het is zinloos je daardoor ongelukkig te laten maken. Maar tegelijkertijd is ‘Engagez-vous’ ook een wapenspreuk van mij. We moeten strijden voor de dingen die wel veranderbaar zijn. Doe iets met het leven. Er is zoveel te doen en ik wil graag nog veel doen.”

Wat zoal?

”Wat ik dus voorheen al deed. Zorgen voor mijn patiënten en me kritisch uitlaten over onrecht en oproepen tot actie. Ik ben geen activist, maar vanuit mijn beroep als psychiater wil ik aan de wereld zeggen: ‘Denk eens na!’ Zoals voorspeld in mijn boek Borderline Times explodeert het aantal burn-outs. En dat heeft ook te maken met hoe onze samenleving in elkaar zit. Er zijn nu 400.000 landgenoten in ziekteverlof, van wie ongeveer 150.000 om psychische redenen, en die curve stijgt steeds sneller. Veel meer mensen dan ooit vallen uit en in mijn consultatieruimte zeggen almaar meer mensen: ‘Ik kan niet meer.’

Vaak reageert de buitenwereld dan dat het watjes zijn wier uitkering we moeten afpakken, want dan zullen ze wel werken. Sta me toe daaraan te twijfelen. Ik wil zo goed mogelijk voor die mensen zorgen en aan de wereld zeggen dat het aantal burn-outs wel zeer hoog ligt, dat de wachtlijsten voor psychische zorg steeds langer worden.”

Er zijn toch veel maatregelen, coaches en trainingen om dit probleem aan te pakken?

”Dat is goed bedoeld, maar het is een doekje voor het bloeden. Want au fond gaat het, zoals ik al heb betoogd, over het feit dat we van onze maatschappij een speedboot hebben gemaakt die steeds harder moet gaan. Dat heeft ons, toch in onze streken, de voorbije 200 jaar veel rijkdom opgeleverd, maar nu zitten we zowel ecologisch als qua mentale draagkracht op ons tandvlees. Het probleem is dat we allemaal almaar sneller en meer willen. We willen twee, drie keer per jaar op vakantie, liefst ver weg. ‘Is dat echt wel nodig? Word je daar echt gelukkiger van?’, wil ik dan opwerpen.

Ondertussen vallen dus steeds meer mensen uit de boot. Ik voel me als psychiater als iemand die in een rubberbootje achter die speedboot dobbert en die door de megafoon roept dat de boot te hard gaat en de reling niet stevig genoeg is. Heel af en toe vertraagt de speedboot om even te luisteren, maar daarna snelt hij weer verder.” (...)

U koppelt in dat boek de negen kenmerken van borderline, waaronder emotioneel instabiel zijn en grote verlatingsangst, aan wat u ziet gebeuren in de maatschappij. Welke vallen u vandaag op?

”Die thema’s spelen nog altijd, sommige nog meer dan toen. Hardnekkige gevoelens van leegte en verveling is één van de criteria voor deze stoornis. Ik kan het niet hard maken met onderzoek, maar ik zie dat wel heel vaak terug bij patiënten, over alle diagnoses heen. Een enorm gevoel van ledigheid, zinloosheid en ook het gevoel bij niemand terecht te kunnen. Dat zie ik in alle mogelijke sociale klassen en bij alle soorten patiënten, of ze nu een gezin hebben of niet.

’Ik kan met niemand over mijn negatieve gevoelens spreken’, zeggen mensen. Als ik dan vraag waarom niet, is het antwoord altijd een variatie op wat ik in Borderline Times aanraak. De boodschap dat het niet goed met je gaat, past niet in dit Instagram-tijdperk waarin alles altijd super moet lijken. Dat is de laatste tien jaar versterkt.” (...)

Wat is eraan te doen?

”Heel wat. In de psychiatrie is borderline een diagnose die goed aangepakt kan worden. Maar dan moet je je eerst realiseren dat je het hebt en moet je er ook iets aan willen doen. Doorgaans help ik mensen om aan zelfreflectie te doen en zo andere patronen en denkbeelden over zichzelf, de anderen en de wereld te ontwikkelen. Iemand kiest bijvoorbeeld altijd voor een job die gedoemd is om te falen omdat zijn vader altijd zei ‘Jij kunt toch niets.’ Zo’n patroon kun je doorbreken.

Dat is ook mijn boodschap aan de wereld: besef dat er iets aan de hand is, doe aan zelfreflectie over onder andere onze relatie met de natuur en de impact van het hyperkapitalisme, en zoek nieuwe systemen, visies, methodes om de wereld vorm te geven. We moeten kritisch en streng zijn voor de wereld om hoopvol te kunnen zijn over de toekomst. Als we verdoofd raken door onze materiële welstand en denken dat alles goed zit, varen we blind de afgrond in.” (...)

Psychiater Damiaan Denys stelt dat de wachtlijsten in de geestelijke gezondheid zo lang zijn omdat onder andere te veel mensen te snel bij de psychiater aankloppen. Klopt dat?

”Hij verwoordt dat scherp, maar hij woont en werkt dan ook in Nederland. Ik ben voorzichtiger. Damiaan heeft wel een punt dat de indicaties om iemand naar de psychiater te sturen niet altijd even scherp afgelijnd zijn. En inderdaad, we willen niet dat iemand met een depressie of een eetstoornis niet op consultatie kan omdat de psychiaters te druk zijn met mensen die examenstress hebben.

Ook ik zie soms mensen met issues waarvoor ze niet per se bij een psychiater moeten zijn, en het klopt dat we de samenleving ook te veel psychiatriseren. We vinden iets al snel abnormaal. Het is niet omdat je op je zestiende twijfelt of je nu man of vrouw bent dat je ziek bent. Op die leeftijd is dat niet abnormaal.

Bovendien denk ik dat we moeten leren om wat meer elkaars psychiaters te zijn door te luisteren, miserie niet uit de weg gaan, te durven spreken als er iets niet gaat en mensen niet meteen te defrienden wanneer ze zogezegd te veel klagen. Maar Damiaan werkt alleen in een ziekenhuis. Ik zie daarnaast mensen in mijn privépraktijk. En dan blijkt hoe het niet zo makkelijk af te bakenen is wie wel en wie geen psychiatrische hulp nodig heeft.”

Lees ‘We moeten wat meer elkaars psychiater zijn’ | De Morgen